De inspecteur legt aan X navorderingsaanslagen IB/PVV 2012 tot en met 2015 op. Na bezwaar komt de inspecteur geheel aan X tegemoet inclusief proceskostenvergoeding. X vindt de proceskostenvergoeding te laag en komt in beroep. De rechtbank verklaart dat beroep ongegrond, maar kent wel een immateriële schadevergoeding toe wegens overschrijding van de redelijke behandeltermijn. De inspecteur gaat in hoger beroep.
Hof Den Haag oordeelt dat de voor de toekenning van een immateriële schadevergoeding vereiste redelijk termijn niet is overschreden. Daarbij overweegt het hof dat als in bezwaar de hoofdzaak wordt opgelost, op dat moment een einde komt aan de daardoor ondervonden spanning en frustratie. Het wachten op een afzonderlijke uitspraak die niet de hoofdzaak betreft kan niet gezien worden als een voortzetting van de eerder door de belastingplichtige ondervonden spanning en frustratie. Beroep gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:88