De Hoge Raad oordeelt dat e-mailbericht waarin X de hoop uitspreekt spoedig een reactie te ontvangen aangemerkt kan worden als een ingebrekestelling.
X verzoekt de inspecteur op 3 december 2018 om een reeds gedane aangifte IB/PVV 2016 te wijzigen. Op 9 januari 2019 wordt de aanslag opgelegd, waarna X op 31 januari 2019 zijn verzoek herhaalt. De inspecteur merkt deze brief aan als bezwaarschrift. Op 13 juni 2019 stuurt X de inspecteur de volgende e-mail: "Kunt u mij laten weten of u de aanslag kan corrigeren en wanneer ik deze kan verwachten? Ik begrijp dat u niet verantwoordelijk bent voor de trage besluitvorming, maar het is inmiddels meer dan zes maanden geleden dat de brief verstuurd is … Ik hoop spoedig een reactie te ontvangen.”. Hof Amsterdam beschouwt deze e-mail niet als een ingebrekestelling omdat X niet heeft aangedrongen op het nemen van een besluit.
De Hoge Raad oordeelt dat e-mailbericht waarin X de hoop uitspreekt spoedig een reactie te ontvangen aangemerkt kan worden als een ingebrekestelling. Het is duidelijk dat de e-mail betrekking heeft op het in het bezwaarschrift herhaalde verzoek tot wijziging van de aangifte 2016. Verder heeft X met zijn e-mail aangedrongen op het alsnog nemen van een beslissing op bezwaar. Daarmee voldoet de e-mail aan de eisen van een ingebrekestelling. Voor een ingebrekestelling is immers niet vereist dat de term ‘aanmanen’ of ‘in gebreke stellen’ worden gebruikt. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X gegrond en kent een dwangsom toe van € 1.260.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 4:17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Carrousel: Carrousel