Belanghebbende, X, wordt na het overlijden van haar vader voor de helft eigenaar van diens voormalige woning. Voordien was X al voor een zesde deel bloot eigenaar. Op verzoek van X geeft de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen op Zoom op grond van art. 26 van de Wet WOZ aan X een WOZ-beschikking 2010 af met een waarde van € 339 000. Na bezwaar van X wordt deze waarde verlaagd naar € 271 000. Op basis van de eigen verkoop in september 2010 voor € 240 000 bepleit X op de waardepeildatum 1 januari 2009 een WOZ-waarde van € 248 000. Rechtbank Breda oordeelt dat de heffingsambtenaar X terecht een WOZ-beschikking heeft gegeven voor de voormalige woning van haar vader. De rechtbank stelt vast dat X op 1 januari 2010 alleen nog maar voor een zesde deel 'bloot eigenaar' was van de woning en dat zij na het overlijden van haar vader in 2010 voor de helft de volle eigendom heeft verkregen. De heffingsambtenaar heeft het prematuur ingediende bezwaarschrift daarna terecht met toepassing van art. 6:10 Awb ontvankelijk verklaard. Wat betreft de waarde sluit de rechtbank zich aan bij het standpunt van de heffingsambtenaar dat deze € 265 000 moet bedragen. De rechtbank vindt het door X bepleite bedrag van € 248 000 niet logisch omdat in het taxatierapport van X van maart 2010 een waarde van € 253 000 wordt genoemd en omdat X de stelling heeft ingenomen dat de woningprijzen van januari 2009 tot en met september 2010 met 3,5% zijn gedaald.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Breda
Editie: 13 februari