Belanghebbende, X, krijgt van de gemeente een aanslag OZB voor een kavel cultuurgrond van circa 9.268 m² met daarop de restanten van een opstal. X stelt dat door het recht van beklemming hij niet degene is die genothebbende is van de onroerende zaak.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X genothebbende is krachtens eigendom van de grond waarop een recht van beklemming is gevestigd. De aanslag OZB is terecht aan hem opgelegd. Ondanks het recht van beklemming heeft X het feitelijke genot van de grond, in ieder geval zo lang zich niemand bij hem aandient met een aanspraak op het gebruik van de grond uit het beklemrecht. Mocht zich iemand jegens hem beroepen op dat recht, dan kan X zich jegens hem beroepen op de bepaling uit de vestigingsakte op grond waarvan het recht van beklemming vervallen is wegens non-betaling. Hij kan zo nodig bij die gelegenheid een exploot doen uitbrengen voor het verkrijgen van een verklaring voor recht, ofwel in verweer het verval van het recht inroepen. X heeft weliswaar gesteld dat zijn grond door een derde of door derden in gebruik is voor het houden van schapen, maar hij is daartegen niet opgetreden. Hij heeft dat gebruik aldus gedoogd, hetgeen meebrengt dat niet op die grond kan worden geoordeeld dat hij niet het genot heeft van de onroerende zaak. Het doet hierbij niet ter zake of de houder van de schapen, naar later zou kunnen blijken, een van de beklemde meiers is. Ook voor dat geval heeft X, die op grond van het vervallen van het beklemrecht had kunnen optreden tegen het gebruik, dat gebruik gedoogd.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 19 mei