Mevrouw X (belanghebbende) exploiteert een escortbureau. De escortdames worden door (taxi)chauffeurs naar de klant vervoerd. De dames geven telefonisch door wanneer de dienstverlening begint en moeten ook melden als de dienst langer gaat duren dan de klant vooraf met X is afgesproken. Na afloop melden de dames zich verplicht af. In geschil is de naheffing bij X in de loonsfeer. Rechtbank Haarlem oordeelt dat telkens na het tot stand komen van een afspraak er een gezagsverhouding bestaat tussen X als werkgever en de betreffende dame. Voor het bestaan van werkgeversgezag is niet relevant dat de dame nooit gedwongen kan worden om bepaalde handelingen te verrichten. Met betrekking tot de chauffeurs, met uitzondering van de echtgenoot van X, wordt ook geconcludeerd tot het bestaan van een dienstbetrekking. Aangezien X geen (loon)administratie bijhield, is niet in geschil dat de verzwaarde bewijslast op haar rust. X slaagt er niet in te bewijzen dat de aanslag te hoog is. X gaat in hoger beroep. Hof Amsterdam oordeelt dat door de inspecteur niet aannemelijk is gemaakt dat de dames zich jegens X verplicht hebben gedurende een zekere tijd tegen een door X te betalen beloning arbeid te verrichten. Met name van belang is de vrijheid die de dames hadden om de dienstverlening op elk moment alsnog te weigeren. Bovendien kan de klant - ook nadat de dame op de afgesproken tijd en locatie is verschenen – alsnog afzien van de dienstverlening door die dame. Die dame ontvangt vervolgens geen vergoeding. Er is ook geen gezagsverhouding gelet op de vrijheid die de dames hebben bij de concrete uitvoering van die diensten. Ook tussen X en de chauffeurs komen geen privaatrechtelijke arbeidsovereenkomsten tot stand. Van fictieve dienstbetrekkingen is ook geen sprake. X heeft namelijk feitelijk geen verplichting om loon te betalen. Het beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 2