Rechtbank Den Haag oordeelt dat er sprake is van een fiscale eenheid voor de VPB en dat X bv als moedermaatschappij van die fiscale eenheid niet de vereiste aangiften heeft gedaan.

X bv doet vanaf haar oprichting aangifte VPB als moedermaatschappij van een fiscale eenheid met B bv. A is enig aandeelhouder en bestuurder van X bv. B bv exploiteert een financieel adviesbureau, stelt arbeidskrachten ter beschikking en adviseert op het gebied van management en bedrijfsvoering. Alle werkzaamheden van X bv en B bv worden verricht door A. X bv doet als moedermaatschappij van de fiscale eenheid aangifte VPB naar een belastbare winst van negatief € 47.723 (2012), negatief € 44.569 (2013), negatief € 28.937 (2014), negatief € 6274 (2015) en negatief € 23.673 (2016). Voor de jaren 2012, 2014, 2015 en 2016 zijn de aanslagen opgelegd conform de aangifte. Voor het jaar 2013 heeft de inspecteur € 26.738 aan kosten niet geaccepteerd en heeft een aanslag opgelegd naar een belastbare winst van negatief € 17.831. Op 23 oktober 2017 deelt de inspecteur mede dat er een boekenonderzoek wordt ingesteld over de jaren 2012 tot en met 2016. X bv levert niet alle informatie waar de inspecteur om heeft verzocht. Ook annuleert X bv de afspraak voor het boekenonderzoek. Daarbij deelt X bv aan de inspecteur mede dat hij beschikt over voldoende informatie voor de controle. Het boekenonderzoek wordt uitgevoerd op het belastingkantoor en de inspecteur heeft bij de bank de bankafschriften van X bv en B bv opgevraagd. Hieruit blijkt dat de ontvangen omzet aanzienlijk hoger is dan de door X bv in de aangiften VPB verantwoorde omzet. De inspecteur legt naar aanleiding daarvan navorderingsaanslagen op, gebaseerd op de daadwerkelijk ontvangen omzet. Tevens legt de inspecteur voor alle jaren vergrijpboeten op. X bv stelt dat de navorderingsaanslagen ten onrechte aan X bv zijn opgelegd, omdat – volgens X bv – er geen sprake is van een fiscale eenheid voor de VPB. X bv maakt bezwaar en gaat in beroep.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat X bv niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet bij beschikking als fiscale eenheid is aangemerkt of dat er niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden. De aanslagen zijn dan ook terecht opgelegd aan X bv als moedermaatschappij van de fiscale eenheid. Tevens stelt de rechtbank vast dat X bv niet de vereiste aangifte heeft gedaan, doordat X bv haar omzet niet volledig in de aangiften heeft opgenomen. Hierdoor heeft X bv de aanmerkelijke kans aanvaard dat te weinig belasting zou worden geheven. De navorderingsaanslagen zijn terecht en naar een redelijke schatting opgelegd. De vergrijpboeten worden ambtshalve verminderd met 15% vanwege de duur van de procedure.

Lees ook het thema Fiscale eenheid: een dynamisch regime binnen de Vpb.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 26 oktober

13

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen