X bv houdt zich bezig met het inrichten van winkels. Voor zeefdrukwerkzaamheden huurt zij regelmatig de heer Z in, die een eenmanszaak heeft. De werkzaamheden worden uitgevoerd in de werkplaats van X bv. Volgens Z zijn er bewust alleen mondelinge afspraken gemaakt, omdat hij zich niet wilde binden. In geschil is de naheffingsaanslag loonheffingen over 2011 tot en met 2015 en in het bijzonder of er een dienstbetrekking tussen X bv en Z is. Rechtbank Noord-Holland stelt de inspecteur in het gelijk. X bv gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat Z zijn werkzaamheden voor X bv niet in dienstbetrekking verricht en dat dus geen sprake is van loon uit dienstbetrekking. Het maakt niet uit dat Z een belangrijke rol vervult in de bedrijfsvoering van X bv en dat Z zich in zekere zin aan aanwijzingen van X bv moest houden. Met name is van belang dat Z een grote vrijheid heeft bij het uitvoeren van de werkzaamheden. Zo is hij vrij om een opdracht niet te accepteren, wat ook wel eens gebeurt. Z loopt financiële risico’s als een opdracht niet naar behoren is uitgevoerd. Hij is bovendien vrij om zich te laten vervangen, hoewel dit laatste in de praktijk niet plaatsvindt. Het beroep van X bv is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 2