Op 19 juli 2022 bracht Hof ’s-Hertogenbosch naar buiten dat een aantal raadsheren(-plaatsvervangers) in de teams strafrecht en belastingrecht niet op de juiste manier zijn beëdigd. Bij het afleggen van de ambtseed is niet de juiste tekst gebruikt. In plaats van het formulier dat is bestemd voor rechterlijke ambtenaren, is het formulier dat is bestemd voor de beëdiging van gerechtsambtenaren (andere medewerkers bij het hof) gebruikt. Procureur-generaal Bleichrodt heeft in één belastingzaak en één strafzaak cassatie in het belang der wet ingesteld.
De Hoge Raad oordeelt dat het gebruik van een onjuiste tekst bij de beëdiging van een aantal raadsheren en raadsheren-plaatsvervanger in Hof ’s-Hertogenbosch niet leidt tot vernietiging van de uitspraken in de zaken die deze raadsheren (mee) hebben behandeld en beslist. De onvolkomenheid die zich in de voorliggende kwestie bij het Bossche hof heeft voorgedaan, heeft geen gevolgen heeft voor de mede door de raadsheer-plaatsvervanger gewezen uitspraken. Dat de raadsheer-plaatsvervanger door het gebruik van de tekst van de eed of belofte van de rijksambtenaar ook heeft beloofd de hem opgedragen taken plichtsgetrouw en nauwgezet te verrichten, heeft niet tot gevolg dat enige vorm van hiërarchisch gezag over deze rechter zou kunnen worden uitgeoefend of door hem zou zijn aanvaard waardoor zijn onafhankelijkheid in het geding zou zijn. Gelet op dit alles is de rechtskracht van de mede door de raadsheer-plaatsvervanger gewezen uitspraken niet aangetast. Die uitspraken blijven dan ook in stand.
Wetsartikelen: