Belanghebbende, de heer X, en zijn ex-echtgenote, H, exploiteren in vof-verband twee restaurants van een fastfoodketen. In 2004 en 2005 maakt de vof gebruik van de diensten van het schoonmaakbedrijf van de heer A. De schoonmakers van A werken na sluitingstijd zonder toezicht. Na een FIOD-onderzoek worden diverse naheffingen aan A opgelegd. In geschil is of X in 2009 door de ontvanger terecht aansprakelijk is gesteld voor de aansprakelijkheidsschuld van de - inmiddels ontbonden - vof. Volgens Rechtbank Breda is de vof als zogenaamde 'eigenbouwer' te beschouwen, aangezien de uitbestede werkzaamheden tot haar normale bedrijfsuitoefening behoorden. Van een horecabedrijf mag namelijk worden verwacht dat de producten hygiënisch en in een schone omgeving worden bereid. X gaat in hoger beroep. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de ontvanger niet aannemelijk maakt dat A in gebreke was met de betaling van zijn belastingschulden. Stukken met betrekking tot de invordering van de onderhavige naheffingsaanslagen bij A, zoals aanmaningen en dwangbevelen, ontbreken namelijk. De ontvanger stelt vergeefs dat hij niet wist dat stukken van de inspecteur moesten worden overgelegd. X had namelijk reeds in de bezwaarfase betwist dat A in gebreke was. Bovendien verliest de ontvanger uit het oog dat stukken ten aanzien van de ingebrekestelling over invordering gaan en dat hij dus zelf over deze stukken moet beschikken. Het beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:42