Belanghebbende, mevrouw X, heeft een zoon (geboren in 1986) en een dochter (geboren in 1987). In 2011 zijn de kinderen uitwonende studenten. Ze hebben allebei een studiefinancieringsschuld. Deze schulden zijn in 2011 (nog) niet opeisbaar. De kinderen beschikken over een gezamenlijke spaarrekening. Het saldo daarvan is begin 2011 € 50.008 en eind 2011 € 36.882. In geschil is of X terecht aftrek voor het levensonderhoud van de kinderen claimt.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de kinderen een niet bescheiden vermogen bezitten en daarmee over voldoende eigen middelen beschikken om zelf in hun levensonderhoud te voorzien. Als een uitkering wordt gedaan aan iemand die over vermogen beschikt, dan wordt die uitgave niet als uitgave tot voorziening in levensonderhoud aangemerkt, behoudens bijzondere omstandigheden (HR 29 mei 2015, 14/03927, V-N 2015/26.7). X stelt vergeefs daartoe dat de kinderen het spaargeld op grond van een afspraak alleen aan de koop van een eigen woning mag worden besteden. Het spaargeld staat ook niet op een geblokkeerde rekening. Het vermogen mag niet worden gesaldeerd met de studieschulden, aangezien die nog niet opeisbaar zijn. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.13
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 23 mei