Rechtbank Zealand-West-Brabant stelt vast dat geen sprake is van een ambtelijk verzuim na met normale zorgvuldigheid kennis te hebben genomen van een aangifte IB met gebreken. Inspecteur bevoegd tot navordering.

Na het overlijden van X in 2012 wordt de aangifte inkomstenbelasting 2012 ingediend zonder daarin te vermelden dat er sprake was van een aanmerkelijk belang en een fictieve vervreemdingswinst wegens overlijden. In 2016 stelt de inspecteur vragen en uit het daarop volgende onderzoek volgt een navorderingsaanslag met belastingrente. Na bezwaar handhaaft de inspecteur de aanslag en beschikking belastingrente. Niet in geschil is de hoogte van de inkomstenbelasting en de belastingrente. De erfgenamen komen in beroep wegens de vermeende afwezigheid van een nieuw feit. De inspecteur heeft bij de primaire aanslagregeling niet het (digitale) IB-dossier geraadpleegd.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant constateert dat zowel de aanwezigheid van een aanmerkelijk belang als de (fictieve) vervreemdingswinst niet was aangegeven. De rechtbank komt tot het oordeel – in lijn met de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad – dat de inspecteur niet hoefde te twijfelen aan de juistheid van aangifte en de afwezigheid van een vervreemdingswinst, mede omdat in de voorgaande jaren geen aanmerkelijk belang was aangegeven. De inspecteur beging geen ambtelijk verzuim. Voorts oordeelt de rechtbank dat de immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn toegekend wordt aan de erfgenamen als één partij. Beroep ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:73

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 12 januari

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen