De Hoge Raad oordeelt, onder verwijzing naar zijn arrest van 18 november 2022, V-N 2022/51.16, dat geen belastingrente kan worden berekend over een periode waarin de Belastingdienst vanwege de betaling van een eerdere voorlopige aanslag al beschikte over het te betalen belastingbedrag.
Aan X bv zijn voorlopige aanslagen vennootschapsbelasting opgelegd over de jaren 2015 en 2016, die X bv heeft betaald. Vervolgens zijn nadere voorlopige aanslagen opgelegd waarbij forse bedragen aan belastingrente in rekening zijn gebracht. In verband met verliesverrekening zijn de voorlopige aanslagen vervolgens verminderd naar nihil en heeft er een teruggaaf plaatsgevonden van onder meer de in rekening gebrachte belastingrente. Ten slotte is een nadere voorlopige aanslag opgelegd met opnieuw forse bedragen aan belastingrente voor beide jaren. Volgens X bv mag geen belastingrente worden berekend over de periode waarin de Belastingdienst al beschikte over de te betalen belasting.
De Hoge Raad oordeelt, onder verwijzing naar zijn arrest van 18 november 2022, V-N 2022/51.16, dat geen belastingrente kan worden berekend over een periode waarin de Belastingdienst vanwege de betaling van een eerdere voorlopige aanslag al beschikte over het te betalen belastingbedrag. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X bv gegrond en verwijst het geding naar Hof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het onderhavige arrest.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30fc