X bv voert in 2018 ruim 200 personenauto’s in om deze op de binnenlandse markt te verkopen. Voor alle BPM-aangiften zijn koerslijsten gehanteerd en er zou steeds sprake zijn geweest van ex-rentals (oud-huurauto's) en marge-auto's. In geschil is of X bv terecht bezwaar heeft gemaakt tegen deze voldoeningen op aangifte. Volgens haar gemachtigde moet de BPM alsnog worden berekend naar een grondslag die overeenkomt met de waarde van auto’s die op de binnenlandse markt voor de verhuur zijn gebruikt.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat deze stelling feitelijke grondslag mist, aangezien de voldoening van BPM juist al naar deze grondslag heeft plaatsgevonden. X bv nam deze ongefundeerde stelling ook reeds in bezwaar in, zodat X bv niet is benadeeld door het niet horen. X bv stelt in beroep vergeefs dat voor alle auto's alsnog een leeftijdskorting moet worden toegepast en dat vanwege haar bewijsnood ter zake moet worden uitgegaan van een gemiddeld tijdsverloop van tenminste negen dagen. X bv maakt aldus niet aannemelijk dat de termijn tussen de voldoening en de registratie van elke auto afzonderlijk zodanig lang is geweest dat teveel BPM is voldaan. De beroepen van X bv zijn ook voor het overige ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:2
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 25 april