De Hoge Raad oordeelt dat de cautie moet worden gedaan in alle gevallen waarin - anders dan schriftelijk -vragen worden gesteld die betrekking hebben op een bestuurlijke boete. Het hof had aan X bv moeten mededelen dat antwoorden niet verplicht was. X bv is echter door het achterwege blijven van de cautie niet in haar belangen geschaad.

X bv en C bv vormen tot 1 januari 2010 een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. De heer A is hun (middellijke) aandeelhouder. Per 1 januari 2010 zijn de aandelen in C bv verkocht aan de heer F. F stuurt later een brief met een ordner vol belastend materiaal naar de Belastingdienst over zwart loon dat in het verleden door X bv aan haar personeel zou zijn betaald. Na een boekenonderzoek worden LB-naheffingsaanslagen, alsmede 50% vergrijpboetes aan X bv opgelegd. De inspecteur overlegt in hoger beroep alsnog stukken uit de klikordner, waaruit blijkt dat twee zieke werknemers met een uitkering zwart werden betaald. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is het niet aannemelijk dat de werknemers ondanks hun jarenlange inzet geen beloning kregen. De naheffing en de boete voor 2008 en 2009 van € 4837 zijn dus terecht. X bv stelt in cassatie dat het hof tijdens de zitting geen cautie heeft gegeven en dat ten onrechte geen getuigen zijn gehoord.

De Hoge Raad oordeelt dat de cautie moet worden gedaan in alle gevallen waarin - anders dan schriftelijk - vragen worden gesteld die betrekking hebben op een bestuurlijke boete. Het hof dat dus aan X bv moeten mededelen dat antwoorden niet verplicht was. X bv is echter door het achterwege blijven van de cautie niet in haar belangen geschaad. Uit de uitspraak van het hof blijkt namelijk niet dat het bewijs van het beboetbare feit is ontleend aan een op de zitting namens X bv afgelegde verklaring. Bovendien werd X bv tijdens de zitting van rechtsbijstand voorzien. Het verzoek tot het horen van getuigen is terecht door het hof afgewezen, omdat X bv zelf geen pogingen had ondernomen om ervoor te zorgen dat de betreffende personen als getuigen ter zitting aanwezig waren en omdat het hof ook ambtshalve geen aanleiding zag deze personen als getuigen op te roepen. Het beroep van X bv is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:33

Algemene wet bestuursrecht 8:63

Algemene wet bestuursrecht 8:60

Algemene wet bestuursrecht 8:28a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Loonbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 18 november

44

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen