Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat X bv ten tijde van de aandelenoverdracht geen herinvesteringsvoornemen meer had. De rechtbank wijst er hierbij op dat het E bv ontbrak aan de middelen om nog een herinvestering te kunnen verrichten.

Belanghebbende, X bv, vormt een f.e. met haar dochtermaatschappij E bv. E bv verkoopt in 2006 haar onroerende zaken. De boekwinst doteert zij aan een HIR. De aandelen E bv worden op 21 december 2009 verkocht aan F bv. F bv voldoet de koopsom door de schuld van X bv aan E bv over te nemen. De inspecteur corrigeert de VPB-aangifte 2009 van X bv. Volgens de inspecteur moet de HIR namelijk aan de winst van X bv worden toegevoegd.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat er bij X bv ten tijde van de aandelenoverdracht geen sprake meer was van een herinvesteringsvoornemen. De rechtbank overweegt daarbij dat E bv, door de schuldovername, een vordering verkreeg op een lege vennootschap (F bv). Door deze schuldovername ontbrak het E bv aan de middelen om nog een herinvestering te kunnen verrichten. De inspecteur heeft de aangifte volgens de rechtbank terecht gecorrigeerd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.54

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 21 maart

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen