X claimt in zijn aangiften IB/PVV 2012 en 2013 aftrek voor specifieke zorgkosten. De aanslagen worden conform de ingediende aangiften opgelegd. Na behandeling van de aangiften worden over die jaren navorderingsaanslagen opgelegd waarbij de volledige aftrekpost wordt gecorrigeerd. X maakt op 28 december 2017 bezwaar tegen de navorderingsaanslagen. Op 2 april 2019 vindt een hoorgesprek plaats. Uit het verslag daarvan blijkt dat de consulent van X de inspecteur gemeld heeft dat er geen aftrek specifieke zorgkosten meer mogelijk is. De arts van X heeft namelijk een streep gezet door een aantal van de opgevoerde diëten. De inspecteur handhaaft de navorderingsaanslag over 2012 en vermindert de navorderingsaanslag over 2013. Ondanks dat er geen inhoudelijk geschil meer is gaat X in (hoger) beroep. X meent recht te hebben op vergoeding van immateriële schadevergoeding wegens termijnoverschrijding.
Volgens Hof Amsterdam zijn de bezwaarschriften op 28 december 2017 ontvangen. De inhoudelijke geschilpunten zijn tijdens het hoorgesprek op 2 april 2019 geëindigd. Op dat moment kwam er een einde aan de spanning en frustratie bij X. Het feit dat de behandeling van het bezwaar en beroep, in totaal, langer dan twee jaar heeft geduurd, leidt dan niet tot het toekennen van een immateriële schadevergoeding. De redelijke termijn van twee jaren is niet overschreden. De beroepen zijn ongegrond.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 20 december