Belanghebbende, X, vraagt een omgevingsvergunning aan voor het terugplaatsen van een dakopbouw op een pand. De heffingsambtenaar verhoogt de door X opgegeven bouwsom en legt een legesaanslag op van € 1580. In bezwaar vermindert de heffingsambtenaar de bouwsom en daarmee ook de leges tot € 1072. Hof Den Haag vernietigt in navolging van Rechtbank Rotterdam de legesaanslag omdat de verordening vanwege de onredelijke en willekeurige tariefstelling onverbindend is.
De Hoge Raad oordeelt dat legesheffing achterwege moet blijven als blijkt dat de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning is aangevraagd vergunningsvrij is. X heeft bij de rechtbank aangevoerd dat het terugplaatsen van de dakopbouw vergunningsvrij is. De rechtbank is aan deze stelling niet toegekomen omdat zij de verordening onverbindend heeft verklaard vanwege de tariefstelling. Het hof heeft dit oordeel overgenomen, maar de Hoge Raad acht de tariefstelling met zaagtand wel toelaatbaar (zie HR 30 juni 2017, V-N 2017/34.30). Verwijzing moet volgen om de rechtbank alsnog in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over het standpunt van X, en twee andere geschilpunten die de rechtbank niet heeft behandeld.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad
Editie: 27 december