Belanghebbende, X, beroept zich in de aangifte successierecht op de oude bedrijfsopvolgingsregeling. De inspecteur legt een conserverende aanslag op voor het deel van de erfenis dat ziet op ondernemingsvermogen, en een aanslag voor verkregen privévermogen. Bij Rechtbank Breda komen partijen een compromis overeen over de toerekening van posten aan de aanslag en de conserverende aanslag. Over de resterende geschilpunten doet de rechtbank uitspraak en die uitspraak staat inmiddels onherroepelijk vast. De inspecteur vermindert de aanslag en legt aan X buiten de navorderingstermijn de in geschil zijnde conserverende navorderingsaanslag successierecht op. De inspecteur beroept zich op de afspraak die partijen bij de rechtbank hebben gemaakt. Omdat toen de vijfjaarstermijn al verstreken was en de verlengde navorderingstermijn niet aan de orde was geweest, moet de afspraak volgens de inspecteur in redelijkheid worden uitgelegd. Een redelijke uitleg leidt ertoe dat een vermindering van de aanslag gepaard gaat met een verhoging van de conserverende aanslag. Hof 's-Hertogenbosch verwerpt de uitleg van de inspecteur.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof mogelijk ten onrechte heeft geoordeeld dat de afspraak tussen partijen geen ruimte biedt om buiten de termijn na te vorderen. Omdat het hof zich hierover niet heeft uitgesproken, gaat de Hoge Raad er vanuit dat de gemachtigde van X ervan op de hoogte was dat een vermindering van de gewone aanslag leidt tot een verhoging van de conserverende aanslag. Volgens het hof is sprake van een afspraak tussen gelijkwaardige en professionele partijen. De wijze waarop de afspraak tot stand is gekomen brengt volgens het hof mee dat enerzijds het op de weg van de inspecteur had gelegen de oplegging van een conserverende navorderingsaanslag als voorwaarde te stellen en anderzijds dat X er niet vanuit hoefde te gaan dat een conserverende aanslag zou volgen. Als het hof hiermee wil zeggen dat aan de inspecteur hogere eisen gesteld kunnen en moeten worden dan aan een belastingadviseur, dan berust dit oordeel op een onjuiste rechtsopvatting. Als het hof zijn oordeel heeft afgeleid van de bijzondere omstandigheden van het geval, dan is dat zonder ontbrekende nadere toelichting onbegrijpelijk. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van de staatssecretaris gegrond en verwijst de zaak naar Hof Arnhem-Leeuwarden.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Schenk- en erfbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 27 december