Mevrouw X is overleden in 2003. Haar schoonzoon is de heer C, die als tuinder actief is. C verkoopt in 1997 en 1998 zijn nog niet geoogste producten aan Poolse vennootschappen. De veilingopbrengst wordt uitbetaald aan X. In geschil is de aan X opgelegde BTW-naheffingsaanslag over 1997 en 1998, alsmede de verhoging (1997) en de vergrijpboete (1998). Rechtbank Breda vermindert de aanslag en vernietigt de boete. De erven van X (belanghebbenden) gaan in hoger beroep. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat niet meer in geschil is dat X slechts heeft gefungeerd als stroman. Er kan in het midden blijven voor wie zij als stroman optrad. Het feit dat X optrad als stroman houdt tevens in dat zij nooit als eigenaar over de producten heeft kunnen beschikken en dus niet degene is die deze aan de veiling heeft geleverd. X is ter zake geen BTW verschuldigd. De inspecteur stelt vergeefs dat de vermelding van het landbouwforfait op de jaaroverzichten van de veiling ten name van X op één lijn is te stellen met het melding maken van BTW op een factuur als bedoeld in art. 37 Wet OB 1968. Het onderzoek wordt later weer heropend, aangezien de erven X wegens het overschrijden van de redelijke termijn mogelijk terecht een schadevergoeding claimen. Het beroep van de erven X is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 37
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 26 november