Y en zijn echtgenote Z vormen samen stille maatschap X. Y en Z zijn gezamenlijk eigenaar van een woning. Y is daarnaast enig houder van de aandelen in een bv, waar Y en Z ook beide in dienstbetrekking zijn. Maatschap X verhuurt een werkkamer in de woning aan de bv. De inspecteur stelt dat geen sprake is van ondernemerschap en subsidiair dat X niet kan opteren voor belaste verhuur. De inspecteur heft de teruggegeven omzetbelasting over het tijdvak 22 september 2018 tot en met 31 december 2018 na. Over de eerste drie kwartalen van 2019 verleent de inspecteur geen teruggaaf. X gaat in beroep.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de verhuur plaatsvindt buiten dienstbetrekking van de echtgenoten, waardoor sprake is van voldoende zelfstandigheid. Ook is sprake van een economische activiteit waardoor de maatschap ondernemer is voor de omzetbelasting. X maakt echter niet aannemelijk dat de werkkamer niet mede voor privédoeleinden wordt gebruikt en kan daarom niet opteren voor belaste verhuur. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Wet op de omzetbelasting 1968 7