A-G Wattel concludeert dat de verhuur van onroerend goed niet de wezenlijke aard van het bedrijf van X bv is. Volgens de A-G staan namelijk de andere diensten voor de afnemers voorop.

X bv bezit twee datacenters. Volgens de (geconsolideerde) commerciële balans van X bv bestaan de bezittingen eind 2010 uit de balanswaarde van de twee datacenters. Datacenters zijn ruimten waar bedrijfskritische ICT apparatuur wordt ondergebracht. De beide datacenters worden op basis van een gebruiksovereenkomst ter beschikking gesteld aan G1. X bv heeft in 2011 een aandeel in zichzelf ingekocht. In geschil is of de onroerende zaken (de datacenters) geheel of hoofdzakelijk dienstbaar zijn of waren aan het verkrijgen, vervreemden of exploiteren van onroerende zaken (‘doel-eis'), waardoor X bv zou kwalificeren als een zogenoemde ‘onroerendezaaklichaam' als bedoeld in artikel 4 Wet BRV. De inspecteur is van mening dat X bv kwalificeert als onroerendezaaklichaam en laat de op aangifte voldane overdrachtsbelasting in stand. Rechtbank Leeuwarden oordeelt dat X bv niet kwalificeert als onroerendezaaklichaam. Volgens de rechtbank gaat het bij de exploitatie van datacenters om de bewerking en levering van energie, koeling, beveiliging, de verbinding met het internet en de absolute garantie van ononderbroken levering van deze diensten. Het beschikbaar stellen van het gebouw waar deze diensten plaatsvinden is daaraan ondergeschikt. Volgens de rechtbank is dan niet voldaan aan de doel-eis. De rechtbank vermindert de overdrachtsbelasting die op aangifte behoort te worden voldaan tot nihil. Hof Arnhem - Leeuwarden oordeelt dat niet wordt voldaan aan de doel-eis. Het hof overweegt daarbij dat G1 op het tijdstip van de verkrijging van het ingekochte aandeel een bedrijf uitoefende dat niet wezenlijk verschilde van de exploitatie van een hotelbedrijf, en dat daarover in de wetsgeschiedenis is opgemerkt dat dergelijke ondernemingen niet als een onroerendezaaklichaam zijn aan te merken. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Advocaat-generaal (A-G) Wattel concludeert dat de verhuur van onroerend goed niet de wezenlijke aard van het bedrijf van X bv is. Volgens de A-G staan namelijk de andere diensten voor de afnemers voorop. De A-G overweegt daarbij dat het hof terecht van belang heeft geacht of voor de klanten van X bv het voor gebruik ter beschikking stellen van onroerende ruimte voorop staat, of de andere diensten van X bv. Volgens de A-G heeft het hof terecht deze maatstaf aangelegd voor de toepassing van het dienstbaarheidscriterium. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep van de staatssecretaris ongegrond te verklaren.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op belastingen van rechtsverkeer 4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 28 mei

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen