De Hoge Raad overweegt dat X geen recht heeft op proceskostenvergoeding omdat X niet direct of indirect als beroepsmatig rechtsbijstandverlener van zichzelf kan optreden.

X verzoekt om verlening van een voorlopige teruggaaf IB/PVV voor het jaar 2011. Wegens het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek stelt X beroep in bij de rechtbank. Rechtbank 's-Gravenhage verklaart het beroep van X gegrond wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek, en niet-ontvankelijk voor zover het is gericht tegen het niet tijdig afgeven van een dwangsombeschikking. X heeft daartegen verzet gedaan. De rechtbank heeft bij de in cassatie bestreden uitspraak het verzet gegrond verklaard. X komt in cassatie. De Hoge Raad overweegt dat het derde middel, dat zich keert tegen het oordeel van de rechtbank dat zij geen aanleiding ziet voor een proceskostenveroordeling omdat X niet direct of indirect als beroepsmatig rechtsbijstandverlener van zichzelf kan optreden, faalt. De rechtbank heeft terecht tot uitgangspunt genomen dat van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de zin van art. 1 letter a Besluit proceskosten bestuursrecht geen sprake is in een geval waarin feitelijk de belastingplichtige zelf optreedt in zijn zaak, ook al geschiedt dit namens een rechtspersoon (zie HR 11 mei 2012, nr. 11/03010, ECLI:NL:HR:2012:BW5409, BNB 2012/210). De overige middelen kunnen evenmin tot cassatie leiden. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie van X ongegrond.  

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 9 augustus

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen