Hof Arnhem-Leeuwarden beslist dat X geen recht heeft op reisaftrek ondanks dat hij door praktische omstandigheden geen gebruik van het openbaar vervoer kan maken. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt verworpen.

Belanghebbende, X, claimt in zijn aangifte ib/pvv 2012 reisaftrek. X heeft dat jaar tussen woning en werk niet met het openbaar vervoer gereisd. Van zijn werkgever heeft X geen reiskostenvergoeding ontvangen. De inspecteur accepteert de reisaftrek niet. Het beroep van X wordt ongegrond verklaard. X gaat in hoger beroep. Hij stelt onder andere dat hij door de praktische omstandigheden, namelijk het verrichten van arbeid op tijden waarop geen openbaar vervoer beschikbaar is, wordt gediscrimineerd ten opzichte van belastingplichtigen die wel gebruik kunnen maken van openbaar vervoer.

Hof Arnhem-Leeuwarden beslist dat de inspecteur de reisaftrek terecht geweigerd heeft omdat X niet heeft voldaan aan de voorwaarden die in artikel 3.87 Wet IB 2001 zijn gesteld. Het hof verwerpt het beroep van X op het gelijkheidsbeginsel. Er bestaat een objectieve en redelijke rechtvaardiging om de reisaftrek te beperken tot het reizen met het openbaar vervoer. Nu de op dit punt door de wetgever gemaakte keuze niet onredelijk is, moet deze geëerbiedigd worden. Ook staat het de rechter niet vrij om de Wet IB 2001 te toetsen op haar grondwettigheid, dan wel de innerlijke waarde of billijkheid ervan te beoordelen. Het hoger beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14

Wet inkomstenbelasting 2001 3.87

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 1 augustus

11

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen