Erflaatster, mevrouw Y, overlijdt in 2012. Belanghebbende, nicht X, is haar enig erfgenaam. X is aandeelhouder van diverse bv's. X stelt dat zij recht heeft op de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF), omdat zij vrijwel de gehele erfenis in haar bv's heeft geïnvesteerd. Volgens Rechtbank Gelderland is het niet toekennen van de BOF niet willekeurig of discriminerend en is het ontbreken van een apart tarief voor neven en nichten niet in strijd is met enig verdragsbepaling. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt onder verwijzing naar de jurisprudentie dat het niet toepassen van de BOF niet in strijd is met enig verdragsbepaling (zie HR 28 maart 2014, nr. 13/02363, V-N 2014/16.25 en 22 november 2013, nr. 13/02453, V-N 2013/59.23.32). Het maakt niet uit dat de investeringen noodzakelijk waren voor het voortbestaan van de bv's. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (27 mei 2014, nr. 18485/14) heeft de klacht tegen de HR arresten van 22 november 2013 inmiddels niet-ontvankelijk verklaard. Met betrekking tot het tarief stelt X vergeefs dat het onderscheid tussen kinderen en niet-kinderen moralistisch is en geen invulling geeft aan de hechte band die bestond tussen erflaatster en X (zie laatstelijk HR 15 oktober 2010, nr. 09/03561, V-N 2010/53.29). Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 22 juni