Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat na zijn overlijden er een plicht bestaat tot verwijdering van de mantelzorgwoning. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding voor een lagere waarde. 

X is eigenaar van een vrijstaande woning uit 2018 met een inhoud van 290 m³ gelegen op een perceel van 444 m². X bepleit verlaging van de WOZ-waarde 2021 van € 293.000 naar € 201.000. X stelt dat de heffingsambtenaar er geen rekening mee heeft gehouden dat het object een mantelzorgwoning is met een tijdelijk karakter die na zijn overlijden afgebroken moet worden.

Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat na zijn overlijden er een plicht bestaat tot verwijdering van de mantelzorgwoning. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding voor een lagere waarde. In het huisnummerbesluit is weliswaar neergelegd dat de nummeraanduiding van de woning wordt ingetrokken als niet meer aan de mantelzorgcriteria wordt voldaan, maar daaruit blijkt geen verband tussen de nummeraanduiding en een plicht tot verwijdering van de woning. Ook in de omgevingsvergunning voor het bouwen van de mantelzorgwoning staat niets vermeld dat wijst op een tijdelijk karakter. Daarom gaat de verwijzing naar de instructie voor mantelzorgwoningen van de Waarderingskamer niet op. Die ziet namelijk uitsluitend op de situatie dat sprake is van een verplichting tot verwijdering van de mantelzorgwoning bij beëindiging van de zorg of verkoop van de woning en waarbij de mantelzorgwoning als bijgebouw van de ‘hoofdwoning’ is aangemerkt. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Midden-Nederland

24

Gerelateerde artikelen