Rechtbank Den Haag oordeelt dat terecht geen rekening is gehouden met de betalingen die X bv aan de Belastingdienst heeft verricht. Deze betalingen zijn namelijk afgeboekt op andere belastingschulden van de uitlener.

Belanghebbende, X bv, exploiteert een onderhoudsbedrijf. Voor haar werkzaamheden maakt X bv gebruik van personeel van een schildersbedrijf. Dit bedrijf heeft over mei 2010 tot en met januari 2011 wel LB-aangiften ingediend, maar niks afgedragen. Voor juli en augustus 2010 zijn wel btw-aangiften ingediend, maar ook die btw is niet afgedragen. De vervolgens opgelegde naheffingsaanslagen zijn ook niet betaald. In 2011 is het schildersbedrijf failliet gegaan. In geschil is of X bv terecht aansprakelijk is gesteld voor de naheffing. Rechtbank Den Haag oordeelt dat terecht geen rekening is gehouden met de betalingen die X bv in de maanden oktober, november en december 2010 voor het schildersbedrijf aan de Belastingdienst heeft verricht. Bij de eerste betaling is namelijk het betalingskenmerk gebruikt van de btw-aangifte van het schildersbedrijf over september 2010. Deze betaling is dus terecht aangemerkt als de btw van die maand. Bij de andere betalingen van in totaal € 20.000 is slechts het fiscaal nummer van het schildersbedrijf vermeld met de toevoeging "bet.reg.". Deze betalingen zijn dus terecht afgeboekt op de oudste nog openstaande belastingschulden van het schildersbedrijf. Aaangezien X bv voor andere tijdvakken aansprakelijk is gesteld, zijn deze betalingen ook terecht niet afgeboekt op de aansprakelijkstelling. Het beroep van X bv is ook voor het overige ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 34

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 3 februari

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen