Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de heffing over het inkomen aan Nederland is toegewezen en Nederland geen voorkoming hoeft te verlenen.

X is hoogleraar, woont in België en ontvangt loon van twee Nederlandse werkgevers. In Nederland kwalificeert hij als buitenlands belastingplichtige. In zijn aangifte inkomstenbelasting claimt hij voorkoming ter dubbele belasting voor zijn loon uit Nederland. De inspecteur volgt de aangifte niet. X stelt dat een gedeelte van zijn werkzaamheden wordt uitgevoerd in België, zodat Nederland voorkoming dient te verlenen op basis van het verdrag dat is gesloten tussen Nederland en België.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de heffing over het inkomen aan Nederland is toegewezen en Nederland geen voorkoming hoeft te verlenen. Het is aan X om te bewijzen dat het inkomen op basis van het verdrag is toegewezen aan België. Met de enkele stelling dat een deel van zijn werkzaamheden in België wordt verricht is dit niet aannemelijk gemaakt, zodat de uitzondering op de hoofdregel van art. 19, paragraaf 1, van het verdrag niet van toepassing is.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen 19

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Internationaal belastingrecht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 12 juli

24

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen