Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de box 3-heffing voor het jaar 2015 niet in strijd is met art. 1 EP EVRM. De rechtbank verwijst daarbij naar haar uitspraak inzake het jaar 2013.

X heeft € 145.000 op zijn bank- en spaarrekeningen staan. Hierover is hij voor het jaar 2015 € 900 aan vermogensrendementsheffing verschuldigd. X is van mening dat de box 3-heffing is gebaseerd op onrechtmatige wetgeving. Volgens X worden beleggers en spaarders namelijk ten onrechte gelijk behandeld.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de box 3-heffing voor het jaar 2015 niet in strijd is met art. 1 EP EVRM. De rechtbank verwijst daarbij naar haar uitspraak inzake het jaar 2013 (11 januari 2017, nr. 16/636 [V-N 2017/14.2.3]). Verder is de rechtbank van mening dat de keuze van de wetgever, om beleggers en spaarders gelijk te behandelen, niet van redelijke grond is ontbloot. De rechtbank wijst er daarbij op dat de wetgever bij de vormgeving van de box 3-heffing heeft gekozen voor een ‘robuust' systeem waarbij alle bezittingen van een belastingplichtige, voor zover niet begrepen in box 1 of 2, die in economische zin rendement kunnen opleveren, onder de reikwijdte van het forfaitaire rendement vallen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

 

Lees ook het thema Box 3.

 

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 17 oktober

9

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen