Naar aanleiding van een onderzoek naar de gemachtigde van X, legt de inspecteur IB-navorderingsaanslagen op aan X. Uit het onderzoek blijkt namelijk dat de gemachtigde bij vele cliënten kosten opvoerde die niet waren gemaakt. Voor X geldt dat zij de door haar in aftrek gebrachte kosten niet (meer) kan onderbouwen. X is het niet eens met de navorderingsaanslagen en beroept zich op het gelijkheidsbeginsel.
Hof Amsterdam oordeelt dat het beroep van X op de meerderheidsregel slaagt. Zij voert ten minste twee gevallen aan die rechtens en feitelijk vergelijkbaar zijn aan haar situatie. In beide gevallen zijn kosten in aftrek toegelaten terwijl daarvoor geen bewijsstukken overgelegd konden worden door de betreffende belastingplichtige. Het eerste geval betreft een belastingplichtige wiens aangifte ook is uitgeworpen in verband met het onderzoek naar de gemachtigde. Dat de kosten in aftrek zijn toegelaten omdat de inkomsten correct zijn, is niet van belang. Dat X haar inkomsten onjuist heeft aangegeven is niet gebleken. Het tweede geval betreft een belastingplichtige die ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat de in aftrek gebrachte kosten daadwerkelijk zijn gemaakt door het overleggen van bewijsstukken. Dat de inspecteur van mening is dat dit wel het geval is, wordt door de gemachtigde weersproken. Dit blijkt ook uit een brief van de inspecteur. Het hof vernietigt de navorderingsaanslagen.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 4 februari