Rechtbank Limburg oordeelt dat de heffingsambtenaar met zijn taxatierapport aannemelijk heeft gemaakt dat het recreatieterrein niet in hoofdzaak tot woning dient en daarom terecht als niet-woning is aangeslagen. Het beroep van X is wel gegrond omdat de heffingsambtenaar ten onrechte de woondelenvrijstelling niet heeft toegepast.

Belanghebbende, X, is eigenaar van een recreatieterrein bestaande uit drie groepsaccommodaties, een kampeerterrein met 25 kampeerplaatsen, een aantal facilitaire ruimten en gronden. In geschil is of de heffingsambtenaar het recreatieterrein voor de OZB terecht heeft aangemerkt als een niet-woning. Centraal staat daarbij de vraag of 70% of meer van de waarde van het recreatieterrein dient tot woning dan wel volledig dienstbaar is aan woondoeleinden.

Rechtbank Limburg oordeelt dat de heffingsambtenaar met zijn taxatierapport aannemelijk heeft gemaakt dat het recreatieterrein niet in hoofdzaak tot woning dient en daarom terecht als niet-woning is aangeslagen. Dit betekent dat de aanslag gebruikersbelasting en de aanslag eigenarenbelasting terecht zijn opgelegd naar het hogere tarief voor niet-woningen. De heffingsambtenaar heeft echter noch in de OZB-aanslag noch in de uitspraak op bezwaar rekening gehouden met de woondelenvrijstelling voor die onderdelen van de onroerende zaak die wel in hoofdzaak tot woning dienen dan wel dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Het beroep van X is gegrond. De aanslag OZB gebruikersbelasting moet worden verminderd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 220e

Gemeentewet 220a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Limburg

Editie: 9 januari

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen