Hof Amsterdam oordeelt dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde van de woning van X gelegen op erfpachtgrond aannemelijk heeft gemaakt. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

X is eigenaresse van een tussenwoning met berging. In geschil is de WOZ-waarde 2016 van de woning. De heffingsambtenaar verdedigt een waarde van € 399.500.

Hof Amsterdam (V-N Vandaag 2022/430) oordeelt dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde van de woning van X gelegen op erfpachtgrond aannemelijk heeft gemaakt. Het hof verwerpt onder verwijzing naar eerdere jurisprudentie het standpunt van X dat de gemeente verplicht was om alle transacties van de gehanteerde referentiewoningen in de modelmatige waardebepaling in te brengen, omdat de WOZ-beschikking uitsluitend is aangevraagd in verband met het aanbod van de gemeente Amsterdam om over te stappen naar eeuwigdurende erfpacht of over te gaan tot afkoop van het erfpachtrecht. De heffingsambtenaar maakt de waarde voldoende aannemelijk. De ligging nabij huurwoningen drukt de WOZ-waarde niet. De grief van X over schending van de hoorplicht faalt eveneens. De heffingsambtenaar was niet verplicht om een nadere hoorzitting te organiseren.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 7:2

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

11

Gerelateerde artikelen