Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de heffingsambtenaar bij het bepalen van de WOZ-waarde in beginsel mag uitgaan van de hoogste verkoopprijzen die beschikbaar zijn.

Eiser, X, is eigenaar van een vrijstaande woning met garage en schuur. In geschil is de WOZ-waarde 2010 die door de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Gravenhage is vastgesteld op een bedrag van € 734.000.

Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de heffingsambtenaar bij het bepalen van de WOZ-waarde in beginsel mag uitgaan van de hoogste verkoopprijzen die beschikbaar zijn. De heffingsambtenaar handelt dan niet in strijd met art. 17, tweede lid, Wet WOZ. De twee lagere verkoopcijfers die X in beroep noemt, doen dus niet af aan de juistheid van de door de gemeente vastgestelde WOZ-waarde. Daarbij komt dat de door X genoemde woningen niet voldoende representatief zijn. De omstandigheden waaronder deze woningen zijn verkocht, zijn namelijk niet optimaal waardoor de verkoopprijs aan de lage kant is, aldus de rechtbank. Ten slotte overweegt de rechtbank dat de summiere uitspraak op bezwaar niet leidt tot een ondeugdelijke motivering. In de uitspraak op bezwaar is, in samenhang bezien met de telefoonnotitie, voldoende ingegaan op de aangevoerde bezwaren van X. Conclusie is dat het beroep van X ongegrond is.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank 's-Gravenhage

13

Gerelateerde artikelen