Belanghebbende, X bv, is gebruiker van een winkelpand in het centrum van Goes. Aan het pand is een openbare aankondiging aangebracht die zichtbaar is vanaf de openbare weg. In geschil is of de gemeente Goes X bv terecht een aanslag reclamebelasting heeft opgelegd voor het jaar 2008.
Hof 's-Gravenhage (MK I, 3 januari 2012, BK-11/00111) oordeelt dat er in dit geval een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat voor de beperking van de reclamebelasting tot het centrumgebied van Goes. Uit de toelichting bij de verordening leidt het hof af dat de opbrengst van de reclamebelasting in de algemene middelen van de gemeente vloeit en dat deze opbrengst vrijwel geheel wordt aangewend om investeringen in de openbare ruimte van het centrumgebied te dekken, zoals de herinrichting van het centrumgebied. Verder blijkt uit de toelichting dat de opbrengst van de reclamebelasting ook wordt besteed aan andere uitgaven in het centrumgebied, zoals een extra impuls in sfeerverlichting. Aannemelijk is dat voor de ondernemers in het centrumgebied profijt kan ontstaan door de met de reclamebelasting te subsidiëren activiteiten en voorzieningen, en dat veel van de ondernemers in het centrumgebied - die in enigerlei mate profijt hebben van de activiteiten en de voorzieningen - in de vorm van een reclamebelasting bijdragen aan de kosten ervan. Gelet op het voorgaande bestaat er een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor de beperking van de reclamebelasting tot het centrumgebied en is van een willekeurige en onredelijke belastingheffing geen sprake. Het hof verwerpt de stelling van X bv dat de gemeente voor het verhalen van bovenstaande uitgaven de BIZ-heffing had moeten gebruiken. Het hof verklaart het hoger beroep van X bv ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad
Editie: 1 maart