De gemeente Leiden verleent aan X bij besluit van 1 april 2011 een standplaatsvergunning voor het innemen van een vaste standplaats van maximaal 9 m² op een plein in Leiden voor de verkoop van snacks. De vergunning is verleend over de periode 1 april 2011 tot 31 maart 2012. De heffingsambtenaar van de gemeente legt X voor 2011 twee aanslagen markt- en staangeld op: een kwartaalaanslag voor de standplaats van 1 april tot 1 juli 2011 en een halfjaaraanslag voor de standplaats van 1 juli tot en met 31 december 2011. In beroep voert X onder meer aan dat de gemeente één jaaraanslag had moeten opleggen, hetgeen voor hem voordeliger was geweest.
Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de gemeente niet verplicht was om aan X één jaaraanslag op te leggen in plaats van een kwartaalaanslag en een halfjaaraanslag. De rechtbank overweegt dat de aan X verleende vergunning niet geldig was over de gehele periode 1 januari t/m 31 december. Aan het voorgaande doet niet af dat de jaaraanslag voor X voordeliger was geweest (€ 1502,46 in plaats van € 1621,53). De rechtbank overweegt dat de gemeente de verordening heeft gevolgd en dat de tariefverschillen niet zodanig zijn dat de verordening onverbindend is. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Rechtbank 's-Gravenhage
Editie: 2 januari