Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt, in navolging van Rechtbank Zutphen, dat de gemeente Winterswijk de waarde van een winkelunit en een woning niet te hoog vaststelt.

X is eigenaar van een complex, dat bestaat uit twee winkeleenheden, een benedenwoning en vier bovenwoningen. Het object is afgebakend in zeven WOZ-objecten. In geschil is de waarde van een winkeleenheid ad € 102.000 en een woning ad € 113.000, naar waardepeildatum 1 januari 2010. Rechtbank Zutphen verklaart het beroep van X ongegrond.

Hof Arnhem-Leeuwarden stelt de heffingsambtenaar in het gelijk. De heffingsambtenaar verwijst naar door hem ingebrachte taxatierapporten. In die taxatierapporten wordt, op basis van transactieprijzen en huurwaarden van vergelijkbare vergelijkingsobjecten, geconcludeerd tot een waarde van de winkel van € 102.000 en van de woning van € 113.000. Het hof onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de heffingsambtenaar de waarden aannemelijk maakt, en voegt daaraan met betrekking tot de winkel nog toe dat in het taxatierapport is uitgegaan van een huurwaarde die nagenoeg gelijk is aan de werkelijk betaalde huur. De voor de berekening van de waarde gehanteerde kapitalisatiefactor van 9,9 is niet in geschil. Nu het hof de vastgestelde waarde niet kan verhogen kan in het midden blijven of de waarde van de winkel te laag is omdat het bruto vloeroppervlak te laag is vastgesteld.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

BWBR0007119

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 4 juni

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen