Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X geen recht heeft op de arbeidskorting. Het ABP-pensioen vormt namelijk loon uit vroegere arbeid, omdat het zijn oorzaak vindt in het voorheen verrichten van arbeid. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

X geniet een ABP-pensioen en een AOW-uitkering. In zijn IB-aangifte 2016 claimt hij de arbeidskorting. Volgens X vormt het ABP-pensioen namelijk uitgesteld loon. De inspecteur is van mening dat X geen recht heeft op de arbeidskorting.

Hof 's-Hertogenbosch (V-N 2020/40.1.2) oordeelt dat X geen recht heeft op de arbeidskorting. Volgens het hof vormt het ABP-pensioen namelijk loon uit vroegere arbeid, omdat het zijn oorzaak vindt in het voorheen verrichten van arbeid. Hierbij is niet van belang dat de pensioenopbouw is voortgezet tijdens een periode waarin geen arbeid is verricht, omdat de pensioenopbouw in zoverre ook ziet op de arbeid die daarvóór is verricht. Het gelijk is aan de inspecteur.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 8.11

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 4 maart

9

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen