Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur terecht Anw- en Wlz-premies heeft geheven. Uit Vo. EG 883/2004 volgt dat de Nederlandse socialezekerheidswetgeving op X van toepassing is sinds hij in Nederland is gaan werken. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X heeft de Duitse nationaliteit en woont in Bulgarije. In 2016 geniet hij een AOW-uitkering van € 2090 en treedt hij in dienst van het Nederlandse A bv. Medio 2016 wordt X door A bv naar België gedetacheerd. De Svb geeft een A1-verklaring af, inhoudende dat de Nederlandse wetgeving van toepassing blijft gedurende de periode dat X is gedetacheerd in België. De inspecteur heft premies voor de Anw en Wlz. X is het hiermee niet eens.
Hof ’s-Hertogenbosch (V-N 2022/32.1.3) oordeelt dat de inspecteur terecht Anw- en Wlz-premies heeft geheven. Uit EG Vo. 883/2004 volgt dat de Nederlandse socialezekerheidswetgeving op X van toepassing is, sinds hij in Nederland is gaan werken. De verordening wijst Nederland en niet Bulgarije aan als (enige) bevoegde staat om van X socialezekerheidspremies te heffen. Ook heeft de inspecteur terecht belasting geheven over de AOW-uitkering. Nederland is op grond van art. 7.2 lid 2 onderdeel e Wet IB 2001 bevoegd om te heffen over de AOW-uitkering. Het gelijk is aan de inspecteur. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Lees ook het thema Internationale sociale zekerheid.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 7.2
Wet inkomstenbelasting 2001 2.1