X wordt in hoger beroep door Hof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld voor openlijk geweld tegen personen en goederen en het mede-bedreigen na vrijspraak in eerste aanleg. In cassatie beroept X zich op de zienswijze van het VN-Mensenrechtencomité in de zaak Jaddoe (26 juli 2022, CCPR/C/135/D/3256/2018) tegen Nederland op de afdoening van zaken met toepassing van art. 80a en 81 lid 1 van de Wet RO.
De Hoge Raad oordeelt dat anders dan wat door het VN-Mensenrechtencomité tot uitgangspunt lijkt te worden genomen, bij een verkorte motivering in cassatie ook een inhoudelijke beoordeling plaatsvindt van zowel de juridische als de feitelijke gronden van een schuldigverklaring en de veroordeling. De Hoge Raad vindt desalniettemin in de zienswijze in de zaak Jaddoe aanleiding om in zaken waarin in hoger beroep een veroordeling is gevolgd voor een feit waarvoor de verdachte was vrijgesproken en in cassatie wordt geklaagd over de bewijsvoering van dat feit, deze zaken vaker af te doen met een meer op de concrete zaak toegesneden motivering in plaats van een verkorte motivering.
De cassatieprocedure is niet in strijd met artikel 14 lid 5 IVBPR.
Wetsartikelen:
Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten 14
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Strafrecht
Instantie: Hoge Raad (Strafkamer)
Editie: 26 januari