Hof Den Haag oordeelt dat de heffingsambtenaar het recht op inzage in de bezwaarfase heeft geschonden door niet voorafgaand aan de hoorzitting de gevraagde nadere stukken ter inzage te leggen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X is het niet eens met een WOZ-beschikking 2018. De waarde is bepaald met behulp van de huurwaardekapitalisatiemethode.
Hof Den Haag (V-N Vandaag 2021/1062) oordeelt dat de heffingsambtenaar het recht op inzage in de bezwaarfase heeft geschonden. De heffingsambtenaar heeft het gehele bezwaardossier verstrekt, maar nadat X voorafgaand aan de hoorzitting heeft gevraagd om gegevens als bedoeld in art. 40 lid 2 Wet WOZ heeft de heffingsambtenaar die nadere stukken niet verstrekt. In zoverre heeft de heffingsambtenaar niet voldaan aan de op hem rustende verplichting om alle op de zaak betrekking hebbende stukken gedurende een week voorafgaand aan het horen ter inzage te leggen. Anders dan de rechtbank ziet het hof echter geen aanleiding de zaak naar de heffingsambtenaar terug te wijzen. Enerzijds omdat de heffingsambtenaar (reeds) in beroep de waarde niet langer onderbouwt met de huurwaardekapitalisatiemethode. Terugwijzing daarvoor dient dan geen doel meer. En anderzijds omdat het in deze zaak voor rekening van X dient te komen dat hij niet is gehoord. De rechtbank had de zaak dus zelf inhoudelijk moeten behandelen. Voor het bepalen van de proceskostenvergoeding volstaat een wegingsfactor 0,5 aangezien het beroep enkel gegrond is omdat het recht op inzage is geschonden. Het hof wijst de zaak terug naar de rechtbank voor behandeling van het geschilpunt over de WOZ-waarde.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 40
Algemene wet bestuursrecht 7:4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 6 april