X doet BPM-aangiften voor een Honda Civic Tourer en een Honda Jazz met zeer lage km-standen. In juli 2016 verkoopt X de auto's, waarbij deze een km-stand hebben van 120 respectievelijk 124. Volgens de inspecteur zijn het nieuwe auto's. In geschil is de naheffingsaanslag. Rechtbank Den Haag stelt de inspecteur in het gelijk, met dien verstande dat X voor één auto alsnog het tarief van 2015 mag toepassen. Wegens het overschrijden van de redelijke termijn heeft X recht op een immateriële schadevergoeding van € 1500. X gaat in hoger beroep. De inspecteur stelt in zijn incidentele hoger beroep dat er een fout in het dictum staat. Er staat namelijk dat hij € 560 moet vergoeden en de Minister € 1444.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt de schadevergoeding te hoog is, omdat abusievelijk is vermeld dat de inspecteur € 560 moet vergoeden in plaats van € 56. Zijn incidentele hoger beroep is dus gegrond. De inspecteur wordt alsnog veroordeeld tot vergoeding van die € 56. Een eventueel geschil over de naleving van een uitspraak van de belastingrechter behoort overigens niet tot de bevoegdheid van de belastingrechter, maar tot die van de civiele rechter. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 9