De Hoge Raad oordeelt dat een verzoek om herziening ook kan worden behandeld door de rechter die de uitspraak heeft gewezen waarvan herziening wordt verzocht.

X overlijdt in de loop van 2017. Volgens zijn erven is de niet-tijdsevenredige box 3-heffing over dat jaar in strijd met de mensenrechten. Rechtbank Den Haag stelt hen op 26 augustus 2020 in het ongelijk. Op 10 februari 2021 dienen zij een herzieningsverzoek in. Dezelfde rechter die hen in eerder in het ongelijk stelde, verklaart het herzieningsverzoek zonder zitting kennelijk ongegrond. Het verzet hiertegen wordt door een andere rechter ongegrond verklaard. De erven X gaan vervolgens in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat een verzoek om herziening ook kan worden behandeld door de rechter die de uitspraak heeft gewezen waarvan herziening wordt verzocht. De erven X hebben geen concrete omstandigheden aangevoerd waaruit de schijn van gebrek aan onpartijdigheid of onafhankelijkheid zou kunnen volgen. De algemene en niet-specifieke verwijzing door hen naar het verslag ‘Ongekend Onrecht’ van de parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag brengt daar geen verandering in. Het beroep van de erven X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:119

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

25

Gerelateerde artikelen