Belanghebbende, X bv, is gevoegd met onder andere B bv en C bv. Deze beide bv's beschikken over een HIR. E bv koopt in 2004 enkele onroerende zaken. Enkele van deze onroerende zaken verkoopt zij door aan B bv en C bv. Vervolgens verkoopt X bv de aandelen in B bv en C bv aan E bv. E bv vormt in 2005 een f.e. met B bv en C bv. Naar aanleiding van een boekenonderzoek corrigeert de inspecteur de VPB-aangifte 2004 van X bv. X bv stelt dat tijdig is geherinvesteerd en dat de HIR bij B bv en C bv dient vrij te vallen.
Rechtbank Zeeland - West-Brabant oordeelt dat het voornemen tot herinvesteren steeds in stand is gebleven. Hieraan doen de met E bv gevoerde onderhandelingen over de overdracht van de aandelen volgens de rechtbank niet af. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat er vóór de aandelenoverdracht geen sprake was van levering of betaling ter zake van de onroerende zaken. Volgens de rechtbank is afboeking op de HIR dan niet mogelijk, omdat er vóór de aandelenoverdracht nog geen "aanschaffings- of voortbrengingskosten" waren gemaakt. Vervolgens merkt de rechtbank nog op dat de inspecteur de HIR terecht, op grond van art. 15e Wet VPB, in de winst van X bv heeft opgenomen. De aanslag blijft in stand.
Lees ook het thema Herinvesteringsreserve: onbelaste boekwinst voor herinvesteren in nieuwe bedrijfsmiddelen
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.54
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 15e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 29 januari