X voert een auto uit Amerika in. In zijn BPM-aangifte vermeldt X een historische nieuwprijs van € 125.300. De inspecteur legt een BPM-naheffingsaanslag van € 17.807 op aan X, omdat de historische nieuwprijs volgens hem €115.986 bedraagt. X is het daar niet mee eens.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de door de inspecteur gehanteerde historische nieuwprijs correct is. Om het juiste afschrijvingspercentage te kunnen vaststellen moeten namelijk, bij gebrek aan een Nederlandse catalogusprijs, zowel de catalogusprijs als de handelsinkoopwaarde betrekking hebben op dezelfde referentieauto. De stelling van de inspecteur, dat de catalogusprijs door vergelijking moet worden bepaald, is dan ook juist. Verder hoeft er ook geen afschrijving plaats te vinden in verband met schade. X maakt onvoldoende aannemelijk dat sprake is van schade die aanleiding geeft tot een waardevermindering. Daarnaast is er volgens de rechtbank geen reden om, zoals X stelt, te twijfelen aan de deskundigheid van de taxateur van Domeinen Roerende Zaken dan wel dat er aanleiding bestaat om vanwege de werkwijze van DRZ geen of minder waarde aan het rapport van DRZ te hechten. De naheffingsaanslag blijft in stand.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 9
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 5 juni