X is eigenaar van een hoekwoning waarvan de WOZ-waarde 2014 in bezwaar is verlaagd van € 166.000 naar € 157.000.
Hof Den Haag oordeelt dat de heffingsambtenaar bij de herleiding van de WOZ-waarde uit de verkoopcijfers van de vergelijkingswoningen niet aannemelijk heeft gemaakt dat bij die herleiding voldoende rekening is gehouden met de onderlinge verschillen. De in de matrix vermelde correctiefactoren voor ligging, kwaliteit en onderhoud, die oplopen van 1 (slecht) tot 5 (uitstekend), schieten hiertoe naar het oordeel van het hof tekort. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de heffingsambtenaar deze correctiefactoren niet met aan de markt ontleende of andere objectieve, voor het hof toetsbare gegevens heeft onderbouwd en dat een op zodanige gegevens gebaseerde onderbouwing van de in een percentage van de "waarde 100%" uitgedrukte invloed van de correctiefactoren op de waarden van de woning en de vergelijkingsobjecten eveneens ontbreekt. Het hof oordeelt dat ook X de door hem bepleite waarde niet aannemelijk heeft gemaakt. Het hof bepaalt de WOZ-waarde zelf schattenderwijs. Alles overwegende komt het hof tot de conclusie dat de waarde van de woning niet lager is dan de bij de uitspraak op bezwaar vastgestelde waarde van € 157.000. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17