X is eigenaar van een recreatiewoning die is gelegen in de gemeente Borger-Odoorn. X vindt de WOZ-waarde 2011 van deze woning te hoog en bepleit een verlaging van € 209.000 naar € 175.000.
Hof Arnhem-Leeuwarden (EK VI, 4 maart 2014, 13/00830, V-N Vandaag 2014/498) oordeelt dat de gemeente de WOZ-waarde van de vakantiewoning van X niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Dit blijkt uit de verkoopcijfers die zijn opgenomen in de waardematrix van de gemeente. De twee referentiewoningen die X heeft genoemd, acht het hof niet bruikbaar nu dit een gelijktijdige aankoop betreft in het kader van een faillissementsverkoop. Een verkoop onder dergelijke omstandigheden levert niet de waarde in het economische verkeer op als bedoeld in art. 17 van de Wet WOZ. Verder oordeelt het hof dat de stichtingskosten van de woning uit 2003 niet relevant zijn bij het bepalen van de WOZ-waarde 2011. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17