Belanghebbende, X, is eigenaar van een winkelpand met magazijn, sanitaire voorzieningen en een garage gelegen in de gemeente Arnhem. Vanaf november 2010 verhuurt X de winkel voor een bedrag van € 28.800 per jaar. Rechtbank Arnhem beschouwt deze huurprijs als zakelijk, maar onbruikbaar voor het bepalen van de WOZ-waarde gelet op het tijdsverloop tussen de waardepeildatum en het moment van totstandkoming van de huurprijs. De rechtbank stelt de WOZ-waarde in goede justitie vast op een bedrag van € 430.000.
Hof Arnhem volgt de heffingsambtenaar in diens standpunt dat de overeengekomen huurprijs onzakelijk is, maar sluit zich uiteindelijk aan bij de door de rechtbank in goede justitie bepaalde waarde van € 430.000. De heffingsambtenaar voert ter onderbouwing van de onzakelijkheid van de huurprijs aan dat de huurprijs lager ligt dan die van huurwaarden van vergelijkingsobjecten, dat de winkel niet op de vrije markt te huur is aangeboden, dat de nieuwe huurder F door C is aangedragen, dat F een winkelformule van C exploiteert, dat de huurovereenkomst tussen X en F door C is opgesteld, dat de afwikkeling van de huurvordering van X op de vorige huurder E is geschied door C, en dat vanwege deze ondersteuning en bemiddeling door C de in 2010 overeengekomen huurprijs niet de (huur)waarde in het economische verkeer weergeeft. Hoewel de gemeente dus aannemelijk maakt dat de jaarhuur te laag is, maakt zij niet aannemelijk dat de huurwaarde ruim € 42.000 moet bedragen. X maakt de door hem bepleite WOZ-waarde echter evenmin aannemelijk. Omdat het hoger beroep van de gemeente ongegrond is, komt X wel in aanmerking voor vergoeding van de kosten van deskundigenbijstand op basis van een uurtarief van € 80.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Arnhem