Hof Leeuwarden oordeelt dat de heffingsambtenaar met zijn matrices de door hem bepleite WOZ-waarde niet aannemelijk heeft gemaakt.

Belanghebbende, X, is op 1 januari 2009 eigenaar en gebruiker van een vrijstaande woonboerderij uit circa 1700. De inhoud is ongeveer 1.438 m³ en de oppervlakte van het perceel is ongeveer 7.960 m². De woonboerderij is verbonden met een schuur. Verder is er nog een bijgebouw waarin een garage, een paardenstal en een berging aanwezig zijn. In geschil is de WOZ-waarde 2009 die door de heffingsambtenaar (na bezwaar) is vastgesteld op € 562.000. Rechtbank Assen verklaart het beroep van X ongegrond.

Hof Leeuwarden oordeelt dat de heffingsambtenaar met zijn matrices de door hem bepleite WOZ-waarde niet aannemelijk heeft gemaakt. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de kwaliteit en onderhoudstoestand van de onroerende zaak in een matrix met uitzondering van de berging op 3 (voldoende) is bepaald. X heeft echter onweersproken aangevoerd dat het interieur van het hoofdgebouw door rolstoelgebruik ernstig is beschadigd en dat het rieten dak van het hoofdgebouw en de aangebouwde schuur geheel of ten dele versleten is. X heeft daarnaast onweersproken aangevoerd dat een aantal vergelijkingspercelen qua ligging niet goed vergelijkbaar is. X bepleit een waarde van € 475.000 maar maakt deze waarde evenmin aannemelijk. In het taxatierapport van X wordt uitgegaan van een (aanzienlijk) te lage inhoud en wordt gerekend met eenheidsprijzen die verder niet onderbouwd worden. Het hof besluit de waarde in goede justitie vast te stellen op € 518.000.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken

Instantie: Hof Leeuwarden

2

Gerelateerde artikelen