Hof 's-Hertogenbosch verwerpt alle grieven van X tegen de heffing van hondenbelasting.

Belanghebbende, X, is van mening dat de aan hem opgelegde aanslagen hondenbelasting zijn opgelegd in strijd met verdragsbepalingen en algemene rechtsbeginselen.

Hof 's-Hertogenbosch verwerpt alle grieven van X tegen de heffing van hondenbelasting. Het onderscheid in de gemeentelijke verordening tussen houders van honden en andere personen kan, zij het marginaal, worden getoetst aan de discriminatieverboden in het IVBPR en de EVRM. In casu acht het hof een verschil in behandeling tussen houders van honden en andere personen gerechtvaardigd. Ook het standpunt van X dat er sprake is van schending van art. 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM treft geen doel. Dat er geen (rechtstreeks) verband is tussen de vervuiling door de honden en de hondenbelasting staat het heffen van hondenbelasting evenmin in de weg. De keuze van de gemeente om een dergelijke heffing in te voeren is niet aan toetsing aan het motiverings- of zorgvuldigheidsbeginsel onderworpen, maar vloeit voort uit de in de Gemeentewet gegeven keuze. Het hanteren van een progressief oplopend tarief bij de heffing van hondenbelasting is toegestaan en de gehanteerde tariefstelling is niet onredelijk of willekeurig te noemen. Het hoger beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 226

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

2

Gerelateerde artikelen