De Hoge Raad casseert het oordeel van Hof ‘s-Hertogenbosch voor zover het hof bij de berekening van de proceskostenvergoeding niet is uitgegaan van de hogere waarde per punt.
Belanghebbende, X, stelt in een procedure over een dwangsom betreffende een WOZ-bezwaar, met succes hoger beroep in bij Hof ’s-Hertogenbosch. Het hof gaat bij het toekennen van de proceskostenvergoeding uit van een waarde per punt van € 534, conform punt 1 van onderdeel B1 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht. X klaagt er in cassatie over dat het hof had moeten uitgaan van een waarde per punt van (destijds) € 748.
De Hoge Raad casseert het oordeel van Hof ‘s-Hertogenbosch voor zover het hof bij de berekening van de proceskostenvergoeding niet is uitgegaan van de hogere waarde per punt. Vanaf 1 juli 2021 wordt in het BPB een onderscheid gemaakt tussen enerzijds WOZ- en BPM-zaken (thans € 541 per punt) en overige procedures (thans € 759 per punt). In zijn arrest van 27 mei 2022, 21/02977, V-N 2022/24.13 heeft de Hoge Raad beslist dat die lagere waarde per punt voor BPM- en WOZ-zaken in strijd is met het discriminatieverbod van art. 1 GW. De Hoge Raad verhoogt de door het hof toegekende proceskostenvergoeding.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75