X is eigenaar van een appartement in Amsterdam. Hij is het niet eens met een WOZ-waarde voor het belastingjaar 2018. Volgens X mag de heffingsambtenaar alleen referentieobjecten gebruiken die eveneens op de tweede verdieping liggen. Daarnaast vindt X dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden. Bij 22 appartementen hanteert de gemeente namelijk een lagere WOZ-waarde. Tevens stelt hij dat de hoorplicht is geschonden, omdat de gemeente hem in de bezwaarfase niet vraagt of hij een hoorzitting wenst.
Hof Amsterdam oordeelt allereerst dat X in zijn bezwaarschrift zelf om een hoorzitting had moeten vragen. De uitnodigingsbepaling waar X naar verwijst, geldt voor Rijksbelastingen en niet voor gemeentelijke belastingen. Vervolgens oordeelt het hof dat de gemeente vrij is in het gebruik van referentieobjecten. De enige voorwaarde is dat referentieobjecten voldoende vergelijkbaar zijn. Tot slot is geen sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel. Dit beginsel vereist dat sprake is van identieke gevallen (waarbij de onderlinge verschillen verwaarloosbaar zijn). Slechts 1 van de 22 genoemde appartementen is in dit geval bruikbaar. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Algemene wet inzake rijksbelastingen 25
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 20 april